

46. De laatste keer
Ik wil het niet, maar het moet.
‘Anders speel je nooit meer,’ zegt mijn coach.
Dus daar sta ik weer.
Met mijn knuppel
en het zweet in mijn handen.
Een slome curvebal komt op me af.
en buigt dan keurig over de plaat.
Ik sta te trillen op mijn benen
en ga voor de volgende worp
zo ver van de plaat af staan
dat ik die bal nooit kan raken.
En hij mij ook niet.
Na vier keer drieslag
zonder ook maar een keer te slaan
en weer een vernederend pak slaag
voor de veteranen van DSS
gaan we aan het bier.
Na het zesde rondje weet ik het zeker.
Zeg ik tegen Peter:
‘Sorry man, het gaat echt niet meer.’
Dan bestel ik het zevende,
lever plechtig mijn pak in
en houd een rommelige afscheidsspeech.
Dat was het dan, vrienden.
Nooit meer op het eerste honk.
Nooit meer vangen, gooien, slaan en rennen.
Het is over.
Voor eens.
En altijd.
PS/
Na de verschijning van mijn boek in 2021
‘Het is nooit saai op het eerste honk’,
met daarin ook het verhaal van de ‘dodelijke kogel’
ontving ik een mailtje van Thijs Vervaat,
waarin hij zich excuseerde dat zijn wilde worp
mij destijds zoveel pijn had bezorgd.
Hij wist het zich niet te herinneren.
Geen wonder, want het geschiedde in 1989,
32 jaar geleden.
Ik word er nog wel regelmatig aan herinnerd:
Soms, als het vochtig is en koud,
dan zeggen sommige ribben ineens:
‘Weet je nog?’