Gerard Pedroli

Gerard Pedroli

27 okt 2025

27 okt 2025

43. Terug op het veld

Onder in een kist in de schuur.
Daar vind ik hem tenslotte,
mijn oude handschoen.
Er zit schimmel op,
maar mijn nummer en mijn honkbalnaam
zijn nog zichtbaar: #20 Speedy,
met rood viltstift.
Morgen ga ik voor het eerst na 30 jaar
weer eens een wedstrijd spelen.

‘Ik zal erover denken,’
zeg ik tegen Peter Vink
op zijn vraag om mee te doen
met het veteranenteam van DSS.
Tegen hem kan ik nooit nee zeggen.
Dus ben ik terug op het eerste honk.
Gekleed in een oud pak van DSS 1,
dat om mijn lijf klappert als het waait.
Ik ben de enige van het team
die dunner is geworden in de loop van al die jaren.
Snel ben ik ook niet meer.
Dus krijg ik een nieuwe bijnaam: ‘Spijker’.

De eerste wedstrijd met Heren 5
speel ik tegen Kinheim op het Badmintonpad.
Als ik in mijn roodgroene honkbal-outfit
hun clubhuis binnenloop,
krijg ik meteen het nodige commentaar:
‘Wat heb jij nou voor raar pak aan?’
‘Sorry, maar roodgroenen worden hier niet bediend!’
Maar ze lachen er gelukkig bij.

Een paar jaar eerder zijn mijn zoons,
net zo gek van honkbal als hun vader,
lid geworden van Kinheim.
Om de simpele reden dat Kinheim
een goede jeugdopleiding heeft.
En DSS niet.
En waar je zoons spelen,
word je ook gevraagd om wat voor de club te doen.
En zo kom ik dus in het bestuur van Kinheim terecht.

Sommige DSS’rs vinden dat niet leuk.
Ik ben nog eens voor ‘verrader’ uitgemaakt,
door een bestuurder van DSS.
Hij was toen dronken.
Dus misschien telt dat dan niet.

Overigens is er ook een prominent
lid van Kinheim die het
‘een schande’ vind dat ik in DSS-pak
het clubhuis ben binnengegaan.
Wat moest hun jeugd daar niet van denken.

Tja, het honkbalwereldje,
het is heel klein
en soms ook heel bekrompen.
Maar dat maakt de sport niet minder mooi.


Lees elke week de nieuwe column van Gerard

Lees elke week de
nieuwe column van Gerard