

36. De negende inning (1)
Dit is de wedstrijd van het jaar:
DSS tegen Twins.
We moeten winnen om kampioen te worden.
Aan het begin van eerste helft van de negende inning
staat het gelijk.
De Twins zijn aan slag.
Ze openen met een daverende twee honkslag.
We maken de eerste nul
door een vangbal van middenvelder Peter Vink.
Hun honkloper dreigt, maar blijft op twee.
Dan slaat de dikke derde honkman
een hard lage bal
tussen het derde en tweede honk.
Paul van Galen duikt ernaar,
graait hem van het gras,
staat razendsnel weer op zijn voeten
en gooit een streep naar het eerste honk.
De aangooi is iets te hoog,
Maar ik spring en vang de bal
in het uiterste puntje van mijn flap.
En raak met mijn rechtervoet het kussen
vlak voordat die bolle,
hijgend als een stoomlocomotief, het honk plet.
Hij is de tweede nul.
Maar dan denkt de loper
die het derde honk net heeft gerond
dat hij wel een run kan scoren
op die eerste honkman met zijn slechte slingerarm.
Ik weet dat als ik de bal zijwaarts gooi
hem niet te pakken krijg
voordat ie over de thuisplaat is gekomen.
Dus gooi ik bovenhands
als een streep naar Henk Korstjens.
Die tikt de loper uit vlak voor de thuisplaat.
Eerst is er de euforie.
Dan de pijn.
Het voelt alsof ik
mijn arm heb afgescheurd.
Maar het is wel mooi de derde nul.
Nu zijn wij aan de beurt.
We hebben maar een run nodig,
dan zijn we kampioen.