

17. Voor de wedstrijd
Als we een paar sprintjes hebben getrokken,
een tijdje warm gegooid
en wat ballen hebben geslagen,
nemen we onze veldpositie in.
Ik sta op het eerste honk.
De coach slaat de bal op de binnenvelders
die vervolgens allemaal naar mij gooien.
Een beetje zoals een keeper
die voor de wedstrijd wordt ingeschoten.
Na elke bal die je vangt,
krijg je meer zelfvertrouwen.
Ik vind het spannend,
maar ik heb ook zin in mijn debuut.
De aanvoerders melden zich bij de scheids.
Daar worden afspraken gemaakt
zoals bijvoorbeeld wat het ‘foutgebied’ is,
wanneer het een tweehonkslag is
of een homerun.
Zo gaat dat als je op een voetbalveld speelt.
Intussen stellen we ons naast elkaar op.
‘We begroeten Geel-Wit en de scheidsrechter’,
schreeuwt onze aanvoerder.
En vervolgens roepen de spelers
‘Hoera! Hoera! Hoera!’
Zwaaiend met hun pet in de hand.
Antwoordt de aanvoerder van Geel-Wit:
‘We begroeten DSS en de scheidsrechter,’
en roepen zijn spelers in koor:
‘Hoi! Hoi! Hoi’.
Ook weer die petten de lucht im.
De eerste keer vind ik dat mal
en geneer me een beetje.
Maar het wordt al gauw gewoon,
het hoort bij honkbal.
Doe het maar niet vlak voor een voetbalwedstrijd,
bellen ze meteen het gesticht
en komen er broeders met witte jassen.
Na die groet rennen we het veld in.
De thuisclub altijd het eerst.
Sta ik bij het honk met m’n flap,
kijken de binnenvelders me vragend aan.
Verdomme, de bal vergeten.
Stom! Een eerstehonkman
moet er altijd een in zijn handschoen hebben.
Ga ik met een rood hoofd een bal zoeken
en staan ze allemaal op me te wachten.
Word ik toch nog zenuwachtig!